Fundamenteel eenvoudig beleggen (1)
door Jacques Collin
Wie met beleggen wil beginnen gaat gewoonlijk eerst wat rondsnuffelen in de literatuur ter zake. Deze staat gewoonlijk bol van wijze raad die met een haast absolute zekerheid voor een superrendement moet zorgen. Zo zal de belegger steevast worden aangeraden aandelen te kopen als ze laag staan en te verkopen als ze hoog staan. Dit is ongetwijfeld een waarheid als een koe, maar in feite voor de meesten niet meer dan een grote droom.
Evenzo zal worden gesteld dat hij vooral ondergewaardeerde aandelen moet kopen. Juist. Maar volgens welk criterium wordt dit bepaald en hoe spoort men ze op ? Er bestaan immers duizenden aandelen en zelfs als beperkt men zich tot een kleinere markt blijft er een ernstig keuze-probleem bestaan.
Hij kan uiteraard ook besluiten om zich op een of ander beleggingsblad te abonneren. Maar ook daar is de keuze bijzonder moeilijk omdat ze immers alle beweren de beste te zijn en het grootste rendement voorspellen. Daarbij zijn er gewoonlijk zoveel aanbevelingen dat men aldra zit opgescheept met een zee aan mogelijkheden. Hij mag daarbij ook niet te veel nadenken over populaire gezegden als daar zijn: “analisten en horoscopen hebben met mekaar gemeen dat ze altijd zeggen wat je moet doen, maar het meestal verkeerd voor hebben…”. Voor een leek zakt de moed dan aldra in de schoenen…
Bovendien is over het algemeen voor een degelijk begrip reeds een goede voorafgaande beurskennis vereist, niet enkel om studies en grafieken degelijk te begrijpen en te interpreteren, maar vooral om het kaf van het koren te kunnen scheiden. Inderdaad heeft elk beleggingsblad zijn eigen profiel: het ene focust op fundamentele, het andere op technische analyse, het ene dan weer voornamelijk op lange, het andere dan weer op kortetermijnbeleggingen… En ten slotte: het is gewoonlijk een kostelijke bedoening die reeds van bij de aanvang een ernstig stuk weghapt uit de voorziene begroting. Stel daarbij de onvermijdelijke beursonkosten, dan start men alvast reeds met een ernstige negatieve balans en dat is nooit een bemoedigend begin!
Tenslotte kan men zich eventueel de benodigde software aanschaffen. Maar ook daar zijn er meerdere mogelijkheden, valt het niet enkel bijzonder duur uit, maar vereist ook weer een bepaalde voorafgaande beurskennis en een reeds duidelijk vastgesteld beleggingsprofiel.
Wat vele beginnende beleggers echter aanvankelijk vooral willen is, in afwachting dat zij meer basiskennis en ondervinding hebben verworven, een eenvoudig systeem dat gebruik maakt van snelle en vooral gratis te bekomen data, dat toch een goede waarborg biedt op succes en waarbij voornamelijk kan worden belegd in beter gekende nationale en in eigen munt genoteerde aandelen. Een systeem dat zo weinig mogelijk nood heeft aan het napluizen van de jaarverslagen(op zich reeds een werk voor specialisten!), voor zover die al beschikbaar en gemakkelijk leesbaar zijn, of al te lange opzoekingen vereisen naar de eventueel op het internet beschikbare gegevens.
Een systeem uiteindelijk dat kan gebruikt worden mits eenvoudig gebruik van data die we snel in de meeste openbare bibliotheken gratis kunnen consulteren, (bvb. De Tijd en De Belegger) of / en eventueel de gegevens die gemakkelijk op Internet te vinden zijn (bvb.Yahoo France en Boursorama bvb.)
Voor amerikaanse aandelen is het probleem eenvoudiger op te lossen aangezien verscheidene gratis sites een screening-mogelijkheid bieden die toelaat om, volgens bepaalde criteria, tussen een paar duizend aandelen gemakkelijk een eerste keuze te maken.. Dit is, zonder een betalend software programma, voor bvb. Euronext aandelen niet mogelijk.
Tot slot blijft het psychologisch aspect: iedereen neemt graag zijn eigen beslissingen en neemt er dan ook de verantwoordelijkheid voor op, hetgeen niet evident is voor de door anderen gegeven en dikwijls op al te hoge verwachtingen gestoelde adviezen. Wanneer men zelf zijn huiswerk gemaakt heeft, wordt men gewoonlijk minder zenuwachtig indien de aandelen onverwacht de verkeerde kant opgaan.
Bestaan er dan methodes die aan de hierboven vermelde vereisten voldoen?
Jawel, en we zetten er in deze bijdrage alvast twee op een rij, beginnend met de eenvoudigste.
Deze strategie, in haar boek “Geldwijzer” beschreven door Frida Deceunynck, zou toelaten het beter te doen dan het gemiddelde fonds en er werden in het verleden blijkbaar reeds uitstekende resultaten mee behaald.
Het werkt zo: men rangschikt eerst, beginnen met het hoogste, alle aandelen van een bepaalde markt volgens het geboden nettodividend-rendement, dit is het laatste uitgekeerde nettodividend gedeeld door de laatste koers. Uit de aandelen met het hoogste rendement stelt men nu een soort top-tien samen van liefst stevige aandelen en koopt ze. Na een jaar past men zijn portefeuille aan zodat men opnieuw enkel die aandelen bezit met het hoogste dividend. De andere verkoopt men en men herhaalt deze strategie jaar na jaar..
Wat blijkt? Gedurende de voorbije 25 jaar bedroeg de gemiddelde return (= koerswinst + dividend) van een dergelijke 10-aandelenportefeuille in de VS 15,4% tegenover 11,4% van de Dow Jones.
Men kan echter nog beter doen wanneer men zijn aankopen uit deze lijst beperkt tot de vijf goedkoopste. Volgens Frida Deceunynck werkelijk de goedkoopste in aankoop, maar bij nader inzien ware het waarschijnlijk niet onverstandig in plaats daarvan de meest ondergewaardeerde te verkiezen. Deze manier van werken krikte de gemiddelde jaarlijkse return op tot maar liefst 20%! Eenzelfde fenomeen werd vastgesteld in bvb. Japan,Hong-Kong en Londen. Voor België bedroeg het rendement tussen 1998 en 1995 8,1% tegenover een Bel-20 vooruitgang van 6%.
Eenvoudiger kan dus moeilijker. Ter staving van deze strategie is het in dit verband misschien wel nuttig even stil te staan bij het belang van dividenden.
Gezien vele beleggers, bij de aankoop van aandelen, niet enkel te zeer focussen op het koersverloop maar tevens al te veel op korte termijn denken, wordt heel dikwijls een belangrijk winstaspect uit het oog verloren. Wie immers aandelen koopt om ze langere tijd te behouden, moet echter wel degelijk met een belangrijke factor rekening houden : namelijk het dividend-rendement. Er zijn hiervoor verschillende argumenten die we hieronder even kort belichten.
Niet enkel doen dividend-betalende bedrijven het gewoonlijk beter dan niet-betalende bedrijven, maar vooral in een zwakke marktconjunctuur winnen dividenden steeds meer aan belang. Goede bedrijven laten jaarlijks stijgende dividenden optekenen hetgeen een belangrijk voordeel is dat dividenden bvb. hebben op rente van kasbons die een louter statisch kenmerk hebben. Er bestaat natuurlijk steeds een risico dat de zaken slecht gaan. Aandelen kunnen sterk in waarde dalen en de dividend-uitbetaling kan plots worden gestopt. Ten einde het risico te beperken is in de dividend-rendement strategie dan ook een zorgvuldig uitkiezen van de in aanmerking komende aandelen toch wel van belang en sterke en kapitaalkrachtige bedrijven verdienen hier zeker de voorkeur. Men passe uiteraard ook op voor abnormaal hoge dividenden waarvoor geen sluitende verklaring kan worden gevonden. Tenslotte bezorgen dividenden, naast het normale inkomen, ook een bepaalde stabiliteit aan een portefeuille. Voor wie dus dividenden in acht neemt en bijgevolg opteert voor deze strategie, is het te verwachten dat hij over enkele jaren bijzonder blij zal zijn. Zelfs in deze periode van historisch lage rendementen.
Wanneer voor de belgische aandelen (ref: De Belegger van 20 jan 2007) een lijst wordt gemaakt van de dividend-rendementen (in dit geval de verwachte netto-rendementen voor 2006) in dalende volgorde bekomt men het volgende:
* Toch nog een rendement hoger dan 6 zonder het superdividend van maart 2007.
Wil men daaruit een gunstige 5-aandelenportefeuille samenstellen dan zou, volgens deze methode en zowel rekening houdend met de voor de beginner wat duur uitvallende Nord Sumatra als met de respectievelijke onderwaarderingen, volgende combinatie ongetwijfeld een” beste koop” zijn: Quest for Growth,Gimv, moury Construct,Immobel en Elia.
Deze methode, bedacht door de nederlander Jack Hoogland (www.topaandelen. Com) werd onlangs onder de aandacht van de beleggers gebracht en heeft tot doel op een eenvoudige wijze vast te stellen of aandelen al dan niet onder-of overgewaardeerd zijn, ma.w. of zij duur of goedkoop zijn. De onderliggende gedachte is dat de koers van een aandeel bestaat uit twee gedeelten: de reële waarde van het bedrijf (dwz: boekwaarde, intrinsieke waarde, eigen vermogen) plus een premie die wordt betaald voor de toekomstige winst. Het is zonder meer duidelijk dat het voordeliger is zo het eerste gedeelte het zwaarste weegt in de prijs. Dit is immers wat, nadat het bedrijf haar deuren zou hebben gesloten, haar bezittingen hebben verkocht en haar schulden hebben afgelost, voor de belegger zou overblijven.
Om het met een voorbeeld duidelijker te stellen: indien een bedrijf een eigen vermogen per aandeel heeft van 5 euro en het aandeel staat aan een koers van 20 euro, dan moet 15 euro worden terug verdiend met toekomstige winst. Nu blijft, zelfs voor actueel goedlopende bedrijven, de toekomst steeds onzeker en onvoorspelbaar en is het niet evident dat er beduidend meer winst zal worden gemaakt. Voorzichtigheidshalve wordt hier aanvankelijk dan ook een nulgroei ondersteld. Moest dus, in ons voorbeeld, jaarlijks steevast 1 euro/aandeel winst gemaakt worden, dan zou het maar liefst 15 jaar duren vooraleer de aanvankelijke investering zou zijn terugverdiend.
Is dit een onrealistisch voorbeeld? Geenszins, want in werkelijkheid is gebleken dat bvb in week 39 van het jaar 2006, 31 miljoen investeringen werden gedaan waarbij het, op basis van de werkelijke waarde, 27 jaar zou duren vooraleer op de aankoop een “break even” zou zijn gerealiseerd. Dit is werkelijk fenomenaal en moeilijk te begrijpen.
Men zou kunnen stellen dat die beleggers hebben verwacht dat anderen een nog hogere prijs voor het aandeel zouden gaan betalen, maar de waarheid zal wel eerder zijn dat onvoldoende werd beseft dat het aandeel door kuddegedrag waarschijnlijk veel te hard was gestegen en de koers voor het grootste gedeelte bestond uit een premie voor nog te realiseren winst.
Het feit dat we in het voorgaande onderstelden dat het bedrijf geen toekomstige groei zou kennen is natuurlijk bijzonder pessimistisch. Het blijkt dan ook logisch de mogelijke toekomstige bedrijfsgroei toch hierbij te betrekken. Dit doet dan ook de BEB-ratio door een verband te leggen tussen terugverdienperiode zonder winstgroei en verwachte winstgroei. Maar hoe wordt deze laatste best bepaald? In het oorspronkelijke concept wordt daarvoor het gemiddelde genomen van de procentuele winstgroei van het afgelopen jaar en de verwachte groeicijfers voor het lopende jaar, het daaropvolgende jaar en de komende vijf jaar. Dit kan best, voor zover uiteraard deze cijfers beschikbaar zijn (hetgeen althans voor niet-amerikaanse aandelen reeds problematisch is). Maar er werd in deze bijdrage gesteld dat het de bedoeling was de belegger niet al te veel te belasten met speurwerk, maar hem integendeel toe te laten te werken met gemakkelijk en eenvoudig te vinden data. In het hierna behandelde voorbeeld dus de cijferlijsten van de belgische aandelen uit De Belegger (zoals reeds gezegd, normaal te vinden in elke openbare bibliotheek). Daarin vindt men enkel (we gebruiken de uitgave van 30 januari 2007) de winsten per aandeel voor 2005,2006 en 2007. We zullen ons dus noodgedwongen steunen op het gemiddelde van de procentuele winsten voor 2006 en 2007. Dit zou geen al te grote handicap moeten zijn. Het geeft integendeel wat meer zekerheid en vermijdt het gebruik van de steeds bijzonder onzekere voorspelling voor de volgende 5 jaar.
1.Op een Excel spreadsheet, beginnend bvb. Op rij 3, plaatst men voor de bank- en de industrie aandelen volgende gegevens:bedrijf (kolom A), koers(kolom B), winst per aandeel 2005(kolom C), de verwachte winsten voor 2006(kolom D) en 2007(kolom E) en tenslotte de boekwaarde (kolom F).
2.Men bepaalt hoeveel van de huidige koers bestaat uit toekomstige winst door het verschil te maken tussen koers en boekwaarde (B3 -F3…).
3.Men berekent hoeveel jaar het zou duren om die toekomstige winst terug te verdienen in de veronderstelling van een nulgroei. Dit gebeurt door het onder b. bekomen bedrag te delen door de voor 2006 verwachte winst. [(B3-F3)/D3 ]. Het kan dat dit resultaat negatief uitkomt, hetgeen uiteraard het gevolg is van een verwachte negatieve winst. Deze aandelen komen dan ook niet voor aankoop in aanmerking en worden dan ook verwijderd uit de lijst. Het zou immers kunnen dat, ingevolge de volgende stap onder d., toch een positieve en gunstige BEB wordt bekomen indien ook de gemiddelde winstgroei een negatieve waarde laat optekenen. Dit zou dan kunnen leiden tot een verkeerde interpretatie van de waarde van het aandeel.
4.Men bepaalt de procentuele winstgroei 2006 en 2007 (resp. [100*(winst 2006/ winst 2005)-100] en [100*(winst 2007/ winst 2006)-100]. Men telt beide reultaten op en deelt door twee om de gemiddelde winstgroei te bekomen. Een eventuele winstgroei > 100 wordt herleid tot 100. Dus:[0.5*(100*D3/C3-100 + 100E3/D3-100) = 50*(D3/C3+E3/D3)-100]
5.De BEB-ratio(cel G3) wordt nu berekend door het bekomen resultaat onder c. te delen door het resultaat onder d. Ook negatieve BEB’s, te wijten aan negatieve winstgroei of oneindige waarden ingevolge deling door nul worden uit de lijst verwijderd. De gegevens voor kolom G en door slepen vanaf cel G3 kunnen in één bewerking gebeuren: =((B3-F3)/D3)/(50*((D3/C3)+(E3/D3))-100).
6.Men beoordeelt nu de aandelen volgens onderstaande tabel:
Met deze methode kan men dus de meest ondergewaardeerde aandelen opsporen vooraleer een aankoop te overwegen. Om zijn aandelen te evalueren kan dezelfde methode ook worden toegepast door elke belegger die reeds over een portefeuille aandelen zou beschikken.
De toepassing van het BEB-systeem op de belgische markt (data van 30 jan 2007) geeft een koopadvies voor volgende aandelen:
Dit eenvoudig systeem laat dus een heel snelle screening toe om, op basis van enkele kerncijfers, na te gaan welke aandelen op een bepaald ogenblik goedkoop en dus koopwaardig of duur en dus verkooprijp zijn. Het is bijgevolg zeer nuttig zowel voor de beginnende als voor de doorgewinterde belegger en een uitstekend bijkomend instrument om bepaalde beleggersregels na te volgen. Het laat inderdaad toe de aandelen in portefeuille kritisch te bekijken, enkel goedkope aandelen aan te kopen en die aandelen te verkopen die te duur zijn geworden of waarvan het bedrijf onvoldoende winstgroei laat zien.
In het voorgaande zijn we steeds uitgegaan van het begrip ” Eigen Vermogen” of “Boekwaarde” en de op die basis gevonden resultaten zullen over het algemeen wel betrouwbaar zijn. Maar omdat in de boekwaarde echter ook de goodwill zit verwerkt, had men, om volledig juist te zijn, van dit eigen vermogen de goodwill moeten aftrekken. Volledigheidshalve hierna een woordje meer uitleg daarover.
Wanneer een bedrijf een ander overneemt dan bestaat de betaalde som, evenals een aandelenkoers, uit twee delen: de werkelijke boekwaarde plus een premie voor de toekomstige winst. Dit laatste gedeelte wordt goodwill genoemd. Het probleem hiermee is niet enkel dat in vele gevallen de goodwill overdreven hoog is (en dat er dus te veel voor de overname werd betaald), maar tevens dat deze som op de balans voorkomt als bezit terwijl ze meer weg heeft van gebakken lucht dan van een daadwerkelijk actief. Het hoeft dan ook geen betoog dat er een niet te onderschatten risico bestaat wanneer een bedrijf al te veel goodwill op de balans heeft staan.
Zo kent men bepaalde bedrijven waar de goodwill zo groot is dat de werkelijke boekwaarde negatief uitdraait! Logischerwijze zijn bedrijven met weinig of zónder goodwill dan ook veruit het meest aangewezen om in portefeuille te halen. Daarenboven is het steeds mooi meegenomen dat bedrijven zonder goodwill het meeste kans maken om ooit eens te worden overgenomen, hetgeen bijna steeds een fikse en welgekomen koersverhoging tot gevolg heeft. Wat meer is: het verleden heeft bewezen dat met overnames voor de overnemer vaak vele moeilijkheden en interne conflicten gepaard kunnen gaan. We besluiten dan ook dat beleggen in bedrijven zonder goodwill het risico verkleint en de winstkans vergroot. Geen onbelangrijk gegeven…
Jacques COLLIN