Sinds 2009 beweegt de beursindex S&P500, de trendsetter voor aandelen wereldwijd, in een opwaartse trend. Af en toe was er een dip maar de hoofdtrend blijft stijgend. Een nucleaire dreiging blijkt onvoldoende om voor een trendkeer te zorgen.
Niettegenstaande deze positieve beursgang zijn (te) veel beleggers benauwd en verkiezen zij cash of short posities. Een short positie is interessant wanneer u uw long positie in aandelen tijdelijk wenst te bevriezen. Een ongedekte shortpositie in een stijgende beurs is fataal en erg deprimerend. (Long) Beleggers vieren namelijk feest bij elke stijging.
Daarom in deze bijdrage een van de principes waarop technische analyse is gebouwd,
Men onderscheidt drie richtingen in het koersverloop:
Men kan ze volgens de principes van de DOW theorie (Publicatie Robert Rhea 1932) beschouwen als hoofdtrend, secundaire trend en kleine trend.
De primaire trend of ” MAJOR-TREND“
De secundaire trend ” SECUNDARY-TREND“
De kleinere trend of MINOR-TREND
Doel van de belegger bestaat erin de winstgevende trend zo vroeg mogelijk te herkennen en later zo snel mogelijk het einde en de omkeer ervan te ontdekken. De omkeer van een belangrijke trend gebeurt gewoonlijk door de uitbouw van een omkeerformatie, bijvoorbeeld een dubbele top.
De trend is voor een belegger een belangrijk gegeven dat door twee beursspreuken bevestigd wordt :
De trend is uw vriend (The trend is your friend)
Ga nooit in tegen de trend (Never fight the trend)
Een steunlijn is een rechte die een aantal duidelijke bodems met elkaar verbindt. Een weerstandslijn is een rechte die een aantal duidelijke toppen met elkaar verbindt. Tijdens een hausse is de steunlijn het belangrijkste, tijdens een baisse de weerstandslijn. Men heeft een eerste verkoopsignaal tijdens een hausse wanneer de steunlijn wordt doorbroken en een eerste aankoopsignaal in een baisse wanneer de weerstandslijn wordt doorbroken. Steun- en weerstandsniveaus kunnen zowel schuin als horizontaal liggen.
De toppen die tijdens een hausse worden gevormd door de tussenliggende stijgingsgolven zijn doorgaans minder gelijkmatig. Soms kunnen ze ook door een bepaalde lijn worden verbonden, maar dikwijls wisselen ze in hun hoogte.
De bodems die tijdens een baisse worden gevormd zijn ook hier weer niet steeds op een rechte lijn.
Er bestaan dus twee trendlijnen: een lijn die opwaarts wijst en die de bodems van de opeenvolgende kleinere stijgingsgolven verbindt en een lijn neerwaarts over de toppen van de achtereenvolgende kleinere dalingsgolven. Die beide lijnen zijn de hoofd trendlijnen (“basic trend lines” ).
Om een dalende trend bij te kunnen trekken moeten we minstens beschikken over twee bovengelegen omkeerpunten (“minor tops”) .
Om een stijgende trendlijn te trekken moeten we beschikken over minstens twee “ minor bottoms”.
De betrouwbaarheid van een trendlijn hangt af van volgende factoren:
Na een doorbraak stelt men vaak vast dat de koersen toch opnieuw hun vroegere trend verderzetten. Men spreekt dan over een ‘failure’. Niemand houdt u tegen om dan ook opnieuw in te stappen! Dit kleine verlies vanwege beurskosten en koersverschil is snel vergeten wanneer de koersen weer hoger staan.